Over spookschrijven, coachen en redigeren
Je zou wellicht het omgekeerde verwachten, maar er zijn weinig domeinen waarbij je zo snel in een Babylonische spraakverwarring terechtkomt als bij dat van het schrijven en – vooral – het helpen schrijven. De verwarring helemaal oplossen kan ik niet, maar de boel een beetje ontwarren misschien wel.
In ‘het boekenvak’ is er sprake van spookschrijvers, ‘echte’ schrijvers, auteurs, redacteuren, eindredacteuren en copywriters. Daarnaast kun je ook schrijvers coachen, manuscripten beoordelen en cursussen creative writing geven. Voor een auteur is het erg belangrijk om de aangeleverde hulp correct te omschrijven, en dat is maar normaal: ere wie ere toekomt. Schrijven is een creatief proces, en de auteur moet die eer echt niet aan een ander afstaan.
Maar: een boek schrijf je nooit alleen. Ook niet die schrijvers die leven van hun pen en trofeeën of zelfs loopbaanprijzen in de wacht slepen. Om te beginnen wordt elke auteur immers gesteund door een uitgever, die vaak het eerste klankbord is van de auteur: hij of zij volgt het creatieve proces, geeft feedback, suggereert soms een andere richting voor het verhaal of de opbouw. Er zijn redacteuren die mee naar de tekst kijken, sommigen alleen om er tikfouten uit te halen, anderen om woordsuggesties te doen of zelfs te herschrijven. En dan is er nog de vormgever, die zo belangrijk is voor hoe een lezer een boek ervaart, de eventuele fotograaf, soms zelfs de keuze van papier waar ook weer andere verantwoordelijken voor zijn binnen de uitgeverij. Tussen het eerste woord op papier en het boek in de winkel zitten gemakkelijk 30 mensen die er op een of andere manier hun best voor hebben gedaan, van tekstbegeleiding tot het bemachtigen van dat gegeerde plekje in de etalage van de boekhandelaar. Die er dan trouwens op zijn beurt weer erg zijn best voor doet.
De spraakverwarring situeert zich bij het woord ‘redactie’. Niet elke auteur en niet elke uitgeverij geeft immers dezelfde inhoud aan het woord ‘redacteur’. De meeste mensen uit het vak maken wel een onderscheid tussen een redacteur en een copywriter: die eerste is met boeken bezig, de tweede met teksten buiten het boek (folders, websites enzovoort). Het spreekt voor zich dat hier veel uitzonderingen op zijn, maar laten we dat verschil maar even aanhouden. Binnen de redacteuren heb je dan nog de eindredacteuren, de redacteuren, de correctors en de persklaarmakers. Die laatste twee zijn soms hetzelfde, soms ook niet. Het zijn in elk geval wel de mensen met een arendsoog voor tikfouten én over het hoofd geziene taalfouten. Zelfs als twintig taalkundigen een tekst nazien, vindt de corrector bijna altijd nog iets wat niet klopt en nog snel voor druk kan aangepast worden. De correctors en persklaarmakers gaan meestal aan de slag voor de vormgeving, maar doen soms ook nog een tweede rondje nadat de tekst is vormgegeven.
De redacteur gaat al vroeger aan de slag, maar wanneer precies kan erg verschillen. En wie of wat de redacteur is, is nog een groter raadsel. In sommige uitgeverijen zijn de redacteuren minstens zo belangrijk als de uitgever. Het is de persoon die de auteur het meest intenst begeleidt, vooral op tekstniveau (taal, inhoud…), en van bij het eerste woord aan de zijde staat van de auteur. In andere uitgeverijen is de redacteur eerder iemand die de tekst in een later stadium naleest en vervolgens aanpast wat nodig is: soms enkel woorden en zinsconstructies, soms de hele structuur van het boek. Er zijn uitgeverijen die daarom onderscheid maken tussen ‘grote’ en ‘kleine’ redactie, of tussen ‘inhoudelijke’ en ‘taalredactie’. Maar die taalredactie noemen andere uitgeverijen dan weer eindredactie. En terwijl een redacteur redigeert, wordt dat ‘redigeren’ meestal alleen gebruikt als term voor taalredactie, en veel minder voor inhoudelijke sturing.
Ghostwriting of spookschrijven lijkt dan weer evident: je schrijft een boek in iemand anders zijn of haar naam. Maar zo eenvoudig is dat eigenlijk ook weer niet: een spookschrijver helpt soms wel een boek van bij het begin te bedenken, maar wordt soms even goed maar gevraagd nadat het hele concept al vast ligt, waardoor een groot deel van het boek toch eigenlijk de volledige creatieve eigendom blijft van degene wiens naam straks op de cover staat. En heel vaak wordt de ghostwriter netjes in het colofon vermeldt; zo spook is dat dan ook weer niet.
Hoe ik het zelf doe? Voor mij is de auteur per definitie degene die op de cover staat. Hij is altijd de bron van het boek, zelfs al ik het uiteindelijk volledig zelf schrijf. Die eer komt de auteur echt toe. Er is vaak veel schaamte over het aanwenden van ‘schrijfhulp’, en dat is erg spijtig. Als een zanger een tophit heeft met een liedje dat iemand anders heeft bedacht, achten we die zanger daar ook niet minder om. Het liedje zou immers helemaal hetzelfde niet zijn als het door iemand anders was gezongen. Zo is dat ook met een boek: de identiteit van een boek komt altijd van de auteur, hoe veel of hoe weinig die ook zelf de pen heeft vastgenomen. En het is mijn taak als spookschrijver om dan zoveel mogelijk de taal, de stijl en het idioom van de auteur over te nemen, zodat het boek klinkt als zijn of haar eigen woorden.
Heel vaak ontstaat spookschrijven echter uit interviews, of uit een tekst die er al ligt, maar nog helemaal herschreven moet worden. Ook dat is niet raar: je kunt een melodietje uitvinden en in je hoofd hebben, maar vooraleer dat een muziekstuk is, zul je een componist, een producer en een orkest of wat bandleden onder de arm moeten nemen. Dat geldt eveneens voor een boek: dat ontstaat uit het creatieve idee van een persoon, maar er komt een orkestje aan medewerkers aan te pas om het tot een heus boek te maken. Ik noem mezelf spookschrijver als mijn identiteit op geen enkele manier van belang was voor het boek, als het de bedoeling is om volledig te verdwijnen in de auteur die op de cover staat. En voor alle duidelijkheid: ik doe dat graag!
Ik noem mezelf eindredacteur als ik enkel een taalkundig nazicht doe. Maar in alle eerlijkheid: dat doe ik zelden of nooit; mijn bijdrage ligt doorgaans meer in het creatieve schrijven dan in de pure eindredactie. In alle andere gevallen noem ik mezelf redacteur: dat gaat van behoorlijk veel herschrijven tot het louter aanpassen van de structuur, het suggereren van plotwendingen of nieuwe lijnen, en het wat vlotter doen lezen van de tekst. Maar soms doe ik ook al die suggesties zonder ze zelf om te zetten in de praktijk. In dat geval noem ik mijn bijdrage ‘coaching’. Ik help de auteur enkele mogelijkheden tot aanpassing te zien, maar de auteur voert die zelf uit.
De suggesties tot aanpassing komen soms nog in een vroeger stadium: als een uitgeverij mij vraagt om een manuscript te beoordelen. De ‘stack’, de enorme stapel ingezonden manuscripten die in elke uitgeverij op een lezer liggen te wachten, is een bekend fenomeen. De uitgeverij zal altijd eerst zelf beoordelen, maar als ze iets in een manuscript zien, gebeurt het dat een of meerdere externe leesverslagen vragen. Bij uitgebreide rapporten staan daar vaak al heel specifieke suggesties tot herwerken in. Soms worden die aan de auteur doorgegeven en hoor ik daar verder niets meer van, maar soms ontstaat vanuit het verslag een samenwerking als redacteur of coach. Of iets daartussen. Het blijft een beetje Babylonisch natuurlijk…